Verrekte Foute Vingers
Verdomme, het lukt me! Het lukt me; zoals het me altijd is gelukt, zoals ik altijd heb gedaan. Het lukt me. Wat een pijn. Gewoon doorgaan. De eerst reeks is af. Nu naar de volgende. Verzet ze, zoals je ze altijd hebt verzet. Kom op nou! Verdorie! Alsjeblieft, werk mee! Werk alsjeblieft mee? Ik kan het niet. Ik kan het niet meer. Godverdomme, het lukt me niet meer.
‘Linda, kom eens? Kom eens, Linda?
‘Henry, wat is er?’
‘Het lukt niet meer met die verrekte foute vingers.’
‘Foute vingers, wat bedoel je, Henry?’
‘Mijn vingers doen het niet meer. Elke zondag hetzelfde liedje. Godver, het lukt niet meer. Ze voelen aan als krom geslagen roestige spijkers in een oude verschimmelde plank. Het lukt me niet meer.’
‘Kom eens hier met die handen!’
‘Ik heb je toch al eens verteld dat ik muzikant ben geweest?’
‘Nee, vertel eens?’
‘Nou, ik ben begonnen als pianist in een kleine jazzband in het dorp. Al snel leerde ik meerdere instrumenten spelen. Gitaar leerde ik snel; dat leek erg op piano. Dat soleren vond ik zo mooi. Mijn snaar- en drukgevoeligheid beheerste ik na een paar jaar zo goed dat ik er zelfs prijzen voor ontving. Als een poema zo snel en als een waterspin lopend over de oppervlakte van de snaren, ik werd er handig in. Ik speelde zelfs met Toots Thielemans. Ken je Toots?’
‘Nee Henry, die ken ik niet, wat speelde hij?’
‘Zijn eigen toetsen, maar dan met zijn lippen.’
‘Geef je andere hand ook maar, dan weet ik zeker dat je zo weer kunt spelen, Henry.’
‘Ik speelde vanaf mijn drieëntwintigste op de allergrootste jazzpodia van de wereld: Blue Note, Cotton Club, Bimhuis, The Concorde Club, The Ealing Club, Birdland. Op de eerste dag dat ik moest spelen stond Mieke in de coulissen, net achter het dik velours rijtuigengroen gordijn. Ze rookte en keek me aldoor aan. Sinds die dag is ze nooit meer weggegaan en gaf ze een groot stuk van haar leven op om het mijne te verbeteren. Ik ben haar zo verschrikkelijk dankbaar.’
‘Je hebt me nog nooit verteld over Mieke! Al die tijd dat je hier zit! Altijd je muziek, maar nooit over Mieke.’
Ik houd het niet meer. Haar handen glijden over mijn handen en haar vingers kneden mijn vingers; zoals Mieke dat ook altijd deed, net voordat ik het podium op moest.
‘Ik word geroepen Henry. Ik moet even naar hiernaast naar mevrouw van Engelen. Roep me als je me nodig hebt, ok?
Verdomme, nu is ze weg. Ik kan dit niet meer. Mijn verrekte foute vingers.
‘Linda! Linda! Mieke!’