Afgunst

Afgunst

Met veel genoegen zit ik uit mijn raam naar het weiland te kijken waarop de boer, die achter ons woont en werkt, zijn koeien laat grazen. Aan de voorzijde, aan de andere kant van het kanaal nog twee kleine boerenbedrijven. De hoge kruinen van de bomen van de Veluwezoom in de verte en soms de geur van een varkensstal van ook weer een wat kleinere parttimeboer, die zijn er ook, die je neus wat opwipt en je volledig op het platteland drapeert. Alle bomen, de vogels, de dieren en maar weinig mensen om je heen. Heerlijk. Ik gun dat iedereen; wat meer rust in het haastige lijf en een roerige geest. Anderen daarentegen zouden gek worden van deze stilte, weidsheid en dat groene gedoe. Modder aan de schoenen. Gadver. Zoals ik hoop dat zij mij dit gunnen, gun ik iedereen de wereld in al haar schone stedelijke facetten.

Ik gun iedereen hun gekkigheid, hun rare kronkels en fantastische ideeën. Ik gun ze hun kwaadheid, hun liefde, hun speelsheid, hun seksualiteit, hun uitspattingen en verdwaalde momenten. Wat ik vooral gun is een mooi en vol leven, creativiteit die van hun huid afspat, in hun fotografie, hun dans, hun muziek, hun design en in het geloof van een bepaald design. In dat geloof in het geloof, andere geloven, religies, dogma’s en vele verschillende manieren om die regels te beleven, uit te voeren, te voelen en te laten zien.

Ik gun hun de meningen en de tegenwerpingen die zij daarop krijgen. Ik gun hun alle vormen van vrijheid van meningsuiting, ook de mensen die daar weer op reageren. Ik gun ze tegelijkertijd dat zij elkaar wel ergens weten te verstaan, dat zij elkaar in ieder geval proberen te leren te begrijpen. Dat gun ik ze zo! In de hoop dat zij mij dat ook gunnen. 

Maar wat ik nog het meeste hoop is dat men zichzelf een weg weet te banen uit gecreëerde kampen, die het niet zo op hebben met uw gunst. De polariserende strijd tussen wij en hun, zij en die club daar. De afgunst druipt ervan af in een veranderende wereld, die steeds meer mensen met afgunst lijkt te creëren. Je moet wel voor zijn, anders ben je tegen. Je mag dit niet denken en verspreiden, want dan ben je dus zwart of wit. Elke nuance uit de meningensoep gehaald. Daarmee het gesprek beëindigend, daarmee dus nieuwe positieve ingangen om de samenleving volwassen te laten groeien in de kiem gesmoord. “Want mijn gedeelte van de waarheid klopt toch? Dat van jou niet. Want jij zit in dat andere kamp, toch?” Het benauwende, enge en krampachtig vasthouden van eigen gelijk en daarmee de weg van de ander afsluitend, eindigend in een genoegzaam slap euforische interne blik van zelfgoedkeuring.

De kinnesinne lijkt – de culturele ideeënstrijd, de haat en nijd, de jaloezie die in uiting vaak op sociale media rondgaat, maar ook al lang de huiskamers binnen geslopen is – verdacht veel op kinderen die tijdens een schoolreisje ruzie met elkaar hebben om de plek waar te zitten in de bus. Luid en duidelijk. Schreeuwerig, oppervlakkig en rancuneus en bijna gevaarlijk soms. Het moeten kiezen van een kamp, het dolgraag doordrukken van meningen, omdat iemand anders de wereld nu eenmaal anders ziet, de minieme ruimte voor echt gesprek en uitwisseling. De luiheid om andere meningen te onderzoeken is toegenomen. Worden wij moe van elkaar? Is het afgunst? Blijven wij maar zitten in een kamp? Zien wij niet dat het andere kamp ook voor iets strijdt? Kan er samen worden gestreden, voor nog iets ergers? Willen wij allemaal niet dat onze (belevenis) wereld iets beter wordt? In welk kamp je ook denkt te zitten, in dat andere kamp zijn precies dezelfde ideeën, anders in vorm, maar de grondslag is hetzelfde. Dus gun ik veel mensen in heel veel kampen alles wat met elkaar verbindt. En wat minder afgunst, veel minder afgunst.

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Related Post