kamalbergman.nl Gedicht Wij zijn ons scherm geworden

Wij zijn ons scherm geworden

Real poëzie

Vrij op Knausgård: We hebben het lichaam verlaten, alles is scherm.

Wij zijn ons scherm geworden

Wij

De oogleden wennen nog maar net aan het fabuleuze ochtendlicht,

Een waar feest voor het leven, de nocturne die slapen gaat en voor het gezicht.

De vingertoppen, die als eerst het scherm raken, het elektronische licht, springt op,

Weer blij te mogen dienen, te mogen werken voor de mens, voor de dagelijkse Pop.

Wij zijn

Er is geen arm, die over een schouder of borst wordt gedrapeerd,

Zonder eerst te kijken op je sociaal media,

Geen vriendelijke kus of begroeting, geen opwindende woordjes, niks gebraseerd,

Eerst dat nieuws en die likes van een of ander, waar blijft de ethica?

Wij zijn ons

Vast in dat vierkantje doosje, je brein overgenomen,

Meningen, opinies en percepties, alles valt in het niets in die onuitputtelijke ruit,

Van elektronisch vernuft, directe nabijheid en nieuwsgierige aanlokkelijke intrappertjes

Van klein snel geluk in een handomdraai en meerdere boosters op een dag.

Wij zijn ons scherm

Dat scherm is direct het mooiste en het lelijkste wat ons overkwam,

Toen iemand het vrijgaf wist bijna niemand wat te doen,

En nu, schreeuwende huilers en huilende schreeuwers,

Van sharing en caring tot aan de mooiste initiatieven en miljoenen geporden.

Wij zijn ons scherm geworden

Dat wat nu kan worden beschreven als de BiG Bam,

De digitale revolutie, die ons alles samenbracht; Mo, Mulan, Karin en Koen.

Van de wakkere mens tot aan eeuwige geeuwers,

Allemaal zijn WiJ oNs SchErM GeWorDen!

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Related Post

OoitOoit

10 december 2015 Ooit Als ik ooit de grens verleggen kon, Zo ver en zo hoog als ‘t kan de lat, Van verstand, dat van agressie won. Het regime, vol haat en nijd, op z’n gat.  Bestuurder, die maat bepaalt en mijmert, Over landsgrenzen, rijkdom en zijn macht, Valsheid in geschrifte, van menner naar slijmerd, Waanzin en treurnis, ieders toekomst in de wacht. Dan hoor ik bommen dichtbij klinken,  Wapens recht vooruit, kogels in ‘t rond, Drones, die wijken van label voorzien. Buurman bloedt, kloot vast in de wond, Ik ren uit huis, soldatengespen blinken, De schaamte voorbij en pijn bovendien.  Als ik ooit de grens verleggen kon, Zo diep en zo laag als ‘t kan de lat, Hulp geboden, het vuurpeloton won, Het regime, blind en doof, op z’n gat.   Bestuurder, die grens behoudt en denkt, Over periferie, klimaat en economie, Dat fragiel en dun over elkaar zwenkt, Europees gezicht in een anomalie.  Dan merk ik dat ik iets moet doen. Reageren, op schone hypocrisie, Dat groeit en een samenleving splijt.  Achter ellebogen en schermen zonder visie,