kamalbergman.nl Column Zwart Canvas

Zwart Canvas

Een lichtpuntje in geloof van herstel

Ik zit op de bank. Ik ben net wakker. Ik weet dat omdat “de druk in mij” langzaam weer wordt opgevoerd. Ik kijk de kamer in, maar ik zie niet echt veel. Ik weet dat mijn televisie er staat, dat mijn laptop naast het kussen ligt. Ik weet dat er halfvolle, lege en volle halve liters bier staan, dat er sigarettenpeuken in, op en naast de asbak liggen. Dat mijn kat ergens rondzwerft en dat het best wel een warme dag zou kunnen zijn. Het is wat warmer dan normaal, maar dat weet ik niet echt zeker. De gordijnen zitten potdicht. Ik weet dat er iets staat te gebeuren, maar weet niet goed wat. Het is bijna twaalf uur. Nu al zit mijn hoofd vol.

Op mijn Apple watch zie ik dat ik twee en een half uur geslapen heb. Ik weet dat ik nog gegamed heb en dat ik ruzie heb gemaakt met iemand uit Zweden. Dit zijn trouwens de eerste uren slaap in drie nachten. Het gaat de laatste tijd op en neer. Ik voel mij leeg, maar weet dat er iets staat te gebeuren. Ik heb de bel er al afgehaald, want ik wil niet schrikken van iemand die een pakketje langsbrengt dat voor de buren is bestemd. Ik wil in feite helemaal niet gestoord worden. Door niemand niet. Niet door de kinderen, die in de wijk spelen, vervelende scooters die langsrijden, mensen die aan het praten zijn, de buren die plezier maken. Ik wil het niet, ik zit vol en kan er niets, maar dan ook helemaal niets meer bij hebben. Ik denk dat ik vorige week iets vrolijker was en dat ik aanspreekbaarder was. Met de diazepam heb ik toch best wel veel kunnen doen. Ik moest een onderzoek doen. Daarna was ik drie dagen volledig klaar en uitgeput, dat alleen al drukte mij het diepe bos weer in. Ik haat deze wereld, ik haat mijzelf daarin. Ik voel mij zo leeg. Wat is nu nog het doel? Wat is een doel eigenlijk? Geklop, op het raam, nu? Wat? Waarom Plato?

Ik zie een man op de bank zitten. Ongeveer vijfendertig jaar oud. Verward haar, er liggen overal bierblikjes, sigarettenpeuken, hij heeft zijn broek, shirt en andere kleding in geen drie dagen verwisseld, er hangt een bedompte geur; een mix van oud bier, kattengeur, sigarettenzweem en zweet, bloed (van een wond aan de hand, van een val). Met permissie open ik de schuifdeur naar een verwaarloosde tuin. Ik laat de zon rustig meekijken in de woonkamer. Door de stralen zie ik hoeveel stof er rondgaat in de kamer. De eerste frisse lucht komt geruisloos binnen, de gordijnen dansen professioneel op het ritme van deze nieuwe atmosfeer. Een verademing.

Al drie jaar mag ik begeleider zijn van een immens goed persoon. Van een man zo slim, intelligent, zo zorgzaam en aardig. Dat begeleiden gaat met voor- en tegenspoed. Van mooie bergjes en diepe, zeer diepe dalen. En deze week is er een dal. ‘Ik ben de klootzak, nee de hele GGZ is de klootzak, de wereld is niet echt en waarom zou ik nu verder moeten in deze maatschappij, die alles en tegelijkertijd helemaal niets van mij wil.’
Ergens op zijn gitzwarte canvas zijn lichtpuntjes ontstaan. Door te schelden, te krassen, te huilen, te slaan en te schoppen, maar vooral door een ellendige lange reis door het innerlijke zijn er lichtpuntjes ontstaan. Na een halve eeuw van misverstanden, opgelegde diagnoses en meerdere instellingen, die hem eerder verder van hulpverlening hebben afgestoten, is er meer helderheid gekomen. Ik moet dit zelf doen! Ik beschadig mij zelf verder. Ik wil dit niet meer. Ik wil jullie hulp.

In een gesprek, waar hij mij probeerde uit te leggen waar hij nu vastzat, kwamen we uit bij de allegorie vergelijking van Plato, die wij met ons tweeën samen gestalte gaven. Het voorbeeld was niet direct een op een aan Plato’s verhaal te koppelen, daarnaast wist hij zelf niets af van de allegorie van Plato, maar de metafoor kon niet duidelijker. Hij zat vast! Muurvast.

´Kun je vertellen wat je daarmee bedoelt?’
‘Ik zit naar de muur te kijken in een grot, ergens diep waar het kouder wordt, waar weinig licht is, verstopt. Als ik achteromkijk, zie, hoor en voel ik de maatschappij, wandelen, fietsen, praten en voorbijgaan. Ik zit niet vast, ik kan zo opstaan. Maar ik durf niet meer. Ik durf niet meer. Ik weet nog dat wij samen wandelden, buiten, hier in de buurt, maar zelfs dat kan ik, durf ik niet meer. Ik ben bang om op te staan. De schaduwen waarschuwen mij voor die wrede, harde wereld waarin ik niet begrepen word. Zij zijn de angst, zij zijn mijn angst. Ik ben de angst geworden schaduw. Gek genoeg zie ik jou in de opening van de grot staan en ik hoor je uitnodiging om mee te komen doen, om weer eens buiten de grot te komen. Ik denk dat ik maar eens accepteer.’

Schilderij: Pepijn van Wonderen- Bergman

2 thoughts on “Zwart Canvas”

  1. Dit is aangrijpend en invoelend voor degenen voor wie iedere dag geen loodzware uitputtingsslag is. Lichtpuntjes in de gitzwarte kloof. Het kan toch zomaar ineens. Een toepasselijke paasgedachte eigenlijk. Leven door dood heen. Ik bedoel dit niet religieus.

Laat een antwoord achter aan Jorine van Hooijdonk Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Related Post

Krachtig, ferm en stevig en diep in het zand geworteld, oogt ze toch wat scheef. Bijna onberoerd, althans er is wel eens wat aan het bouwwerk geknutseld, maar het innerlijke, de ware aard van het beest, is onaangeroerd. Sterk, probaat!

20242024

Krachtig, ferm en stevig en diep in het zand geworteld, oogt ze toch wat scheef. Bijna onberoerd, althans er is wel eens wat aan het bouwwerk geknutseld, maar het innerlijke,