Huilende Honden
Ik kijk haar aan. Vandaag wordt alles duidelijk. Alles wat gezegd moet worden gaat vandaag gezegd worden. Ik ben daarvan overtuigd. Zij weet het nog niet. Ze wordt vandaag elf jaar oud; rond 16.00 moet het zijn geweest, het tijdstip dat ze geboren is. Als de dag van gisteren! Ik was erbij, maar moest wel in een andere kamer wachten.
Vooral als ik met mijn hoofd op haar schoot rust en ze me achter mijn oren aait dan houd ik het meest van haar. Op momenten dat ze moet huilen en mijn naam roept ren ik zo snel mogelijk naar boven of waar ze ook maar is om mijn grote kop in haar handjes te drukken. Haar hoofd legt ze dan op mijn hoofd neer. Soms voel ik hoe ze schokt en hoor ik haar huilen. Begint zij te trillen dan tril ik mee. Ik grom zacht.
Ha, het feest begin. Al die aandacht die ik straks ga krijgen! Ik merk dat ik als een jonge pup rondhuppel. Ik stoot expres een glas om, zodat het echt op een feest lijkt. Ik ruik tantes en ooms van verre afstand aankomen en sta bij de deur te springen. Bij iedereen ga ik langs om een aai over mijn bol te krijgen. Bij sommigen sta ik iets langer stil dan bij anderen.
In eerdere tijden was ik iets minder gelukkig, dat mag u best weten. Wat kunnen jullie ons beledigen, schofferen en de verkeerde manieren leren zeg. Bij mijn eerste baasje was ik vanaf het begin al niet echt welkom. Ik werd geslagen en geschopt en zonder eten in de koude buitenlucht in aftands hok gezet. Op een goede dag koos ik het hazenpad en ben ik door het hek naar de buren gelopen, die me naar een asiel brachten. Daar zag ik haar voor het eerst, mijn beschermengel; ze staat nu te schijnen in het middelpunt van ieders belangstelling.
Wat ruik ik nu? Die geur komt me maar al te bekend voor: duur parfum, nieuwe kleding en een vreemd, huichelachtig zuur uit smerige poriën. Het is Iwan, een oom van mijn prachtig prinsesje. Een oom waarvan ik walg. Ik grom en schreeuw zo hard als ik kan. Houd die deur dicht! Houd die deur dicht! Als hij binnenkomt en voor de kapstok gaat staan plas ik stiekem over zijn dure schoenen en zijn broekspijp. Wat een hekel heb ik aan die man.
Op een regenachtige herfstdag moest Iwan oppassen. Na een uur ging hij naar boven. Ik volgde hem naar haar kamer. Natuurlijk wilde ik mee naar binnen. Dat mocht ik niet en hij duwde me met zijn voet naar buiten en deed de deur dicht. Een uur lang heb ik moet wachten. Een uur lang! Ik piepte, gromde en schreeuwde wat af.
Het feest is in volle gang. Achter in de kamer, rond de tafel, wordt door ooms en kennissen gerookt; kleine pilsjes komen en ik ruik kaas, worst, nootjes en andere hapjes. Buiten staan twee mensen te praten over de tuin en de dakkapellen aan de overkant. Opeens sta ik op mijn achterpoten en druk ik mijn voorpoten op de borst van Iwan, de verschrikkelijke. Ik laat mijn tanden zien en schreeuw drie keer hard achter elkaar. Slijm druipt uit mijn mond en valt op zijn overhemd en zijn broek. Mijn tanden zijn nu heel dicht bij zijn neus en ogen. Ik tril en grom tegelijk. Ik voel mijn ogen bijna uit mijn kas vallen. Van mijn baas moet ik stoppen; maar ik ga door. Ik houd vol! En dan in een keer:
‘Oké, ik ga het zeggen, ik ga alles vertellen, alles wat je wil en nu weg met die smerige hond.’ Ik schreeuw nog een laatste keer en dan laat ik hem bijkomen. Mijn baasje vraagt:
‘Wat ga jij ons precies vertellen?’